top of page

SEO of sociaal-emotionele ontwikkeling

Bij jongeren met een globale ontwikkelingsachterstand of een cognitieve beperking is een concreet beeld van zijn functioneren op de verschillende domeinen (cognitief, adaptief, sociaal-emotioneel) van belang om de mate van ondersteuning te kunnen bepalen.

Om een jongere goed te kunnen begeleiden, is het noodzakelijk hem/haar aan te spreken op het juiste niveau. We willen dus een goed beeld krijgen van het sociaal-emotioneel functioneren

Kenmerken van een typische sociaal-emotionele ontwikkeling

Onder sociaal-emotionele ontwikkeling verstaan we: 

  • omgaan  met eigen lichaam

  • omgaan met volwassenen

  • beleving van zichzelf in de interactie met de omgeving

  • angsten

  • omgaan met leeftijdsgenoten

  • omgaan met  materiaal

  • verbale communicatie

  • ...

Wil je graag meer weten over een  normale sociaal-emotionele ontwikkeling? Kijk dan eens in dit document, op pagina 9 en 10 vind je een handig overzicht

Kenmerken van SEO bij personen met een cognitieve/verstandelijke beperking

Het ontwikkelingsdynamisch model van Došen is een aangewezen kader om na te gaan in welk fase een jongere met een verstandelijke/cognitieve beperking zich bevindt. 

Hieronder vind je kenmerken per fase met telkens tips voor de begeleiding.

 

Adaptatiefase (0-6 maanden):  

  • Spanningsveld tussen homeostase (= innerlijk evenwicht, veiligheid, rust) en disregulatie (= overspoeld worden/zich verliezen t.g.v. honger, dorst, pijn, vermoeidheid, te veel prikkels, gespannen sfeer)

  • Noden kind/jongere: rust/evenwicht en veiligheid ervaren/beleven

  • Moeite om zich aan te passen aan allerlei prikkels die op hen afkomen (prikkelverwerking)

  • Lichamelijke ontregeling: koorts, psoriasis, hyperventilatie, epilepsie, eetproblemen als reactie op buikpijn (vaak het gevolg van spanning)

  • Actieve inbreng van de jongere    is beperkt (net zoals bij een pasgeborene)

  • Spanningsniveau raakt snel ontregeld: hypo- of hyperarousal: ook zonder duidelijke aanleiding kan hun spanningsniveau plots uit evenwicht raken

  • Manieren om met spanning om te gaan vanuit de jongere: vastklampen aan begeleiding, zichzelf wiegen, vertonen van agressief gedrag, ..

 

Begeleiding:

  • Alles reguleren: prikkels, tempo, verwachtingen, … streven naar een minimaal evenwicht, zoveel mogelijk rust bieden

  • Het is heel belangrijk om op basis van de soms kleine signalen die de jongere    geeft en rekening houdend met het eigene van elke jongere (zijn gevoeligheden, zijn manieren om met spanningen om te gaan) op zoek te gaan naar aanvaardbare manieren om de innerlijke spanning die ze voelen te reduceren

  • Beschikbaar zijn (er zijn)

  • Sensitief responsief zijn voor (subtiele, non-verbale) signalen en behoeften

  • Dosering van prikkels (voorspelbaarheid, herkenbaarheid, regelmaat en duidelijkheid bieden)

  • Samen doen

  • Bieden van nabijheid

 

Eerste socialisatiefase (6-18 maanden)

  • Spanningsveld tussen vertrouwen vs. wantrouwen

  • Gehechtheidsfase: relatie ouder-kind

  • Noden kind/jongere: er (bij) zijn

  • De jongere    kan niet functioneren zonder begeleider/ouder/verzorger, heeft nog geen eigen ‘ik’, symbiose

  • ‘Testgedrag’ en bijhorende crisissen: de jongere daagt NIET bewust uit, maar tast de relatie af

  • Hij/zij ontleent zijn veiligheid aan personen, als begeleider ga je meer dan ooit bewust de relatie aan met het kind

  • ! Een ontwikkelingsleeftijd van 6 maanden en van 18 maanden behoren allebei tot fase 2 maar kunnen in de praktijk een heel verschillend beeld geven

 

Begeleiding:

  • Reguleer balans “afstand-nabijheid”

  • Gezamenlijkheid: We-identity

  • Verbinding maken met de persoon

  • Emotioneel beschikbaar zijn

  • Basale emotionele veiligheid creëren, gebaseerd op vertrouwen

  • Samen afstanden en overgangen overbruggen

  • Houvast bieden (voorspelbaar zijn, consequent gedrag, structuur bieden en herhalen van grenzen!)

  • Stimuleren om op onderzoek uit te gaan, maar binnen een veilig opvangnet

  • Overnemen wat niet lukt voor de cliënt

 

Eerste individuatiefase (18-36 maanden)

  • Spanningsveld: autonomie vs. afhankelijkheid

  • Noden kind/jongere: deelverantwoordelijkheid aanreiken/nemen binnen een veilige context

  • Koppigheidsfase (eigen willetje)

  • Meer zaken durven en willen ondernemen, zonder de onmiddellijke nabijheid en ondersteuning van de belangrijke ander

  • De boodschap van de jongere is vaak: ‘ik heb je niet (meer) (zo) nodig!’ of ‘ik kan het zelf’

  • De ‘ik’ is echter een ik dat nog volop in ontwikkeling is, wat betekent dat van de kant van de begeleider grenzen en ondersteuning belangrijk blijven (begeleiding op afstand)

 

Begeleiding:

  • “Laat me spelen & exploreren”

  • Begeleiden op een afstand

  • Enerzijds loslaten en anderzijds ondersteunen, overnemen, begrenzen

  • Vergroten van autonomie, duidelijke grenzen en structuur

  • Begeleider als veilige terugvalsbasis bij mislukkingen

  • Ruimte om te proberen, lukken en mislukken

  • Stimuleren, hulp bieden, voorstructureren (bv. taken in stappen)

  • Zelf doen en ontdekken

  • Flexibel overnemen en opvangen

  • Wanneer het streven naar autonomie ‘ongezond’ wordt, dus op een of andere manier schadelijk voor de persoon of omgeving, moet de begeleider ingrijpen

 

Identificatiefase (3-7 jaar)

  • Spanningsveld: initiatief vs geremdheid

  • Noden van het kind/de jongere: zelf initiatief nemen en initiatief van anderen aanvaarden. Identificatie met belangrijke andere (juf, begeleider, ouder,…), ook iets presteren

  • Opbouwen van eigen identiteit, eigen keuzes maken (I-identity)

  • Vriendschappen, leeftijdsgenoten worden belangrijk

  • Belang hechten aan het oordeel van belangrijke anderen

  • Opkijken naar modellen (grote broers, juf, mediafiguren, …)

  • Er is een duidelijke aanwijsbare reden voor agressie

  • Ik ken de regels en afspraken en doe er beroep op, maar wil ook de ‘waarom’ weten

  • Moeite met verschil realiteit en fictie (angst)

  • Afkeuring van belangrijke anderen kan raken (faalangst!)

 

 

Begeleiding:

  • “Geef me ruimte om succeservaringen op te doen, maar wees er voor mij”

  • Stimuleren van gezamenlijke activiteiten

  • Helpen om samen met anderen te werken/spelen (bv. groepswerk): geïnternaliseerd geweten

  • Goede voorbeeld geven: de jongere heeft nood aan vertrouwenspersoon die hij als rolmodel kan aanschouwen

  • Hanteer consequent de regels en afspraken en geef duidelijkheid over het waarom

  • Grenzen om veilig te kunnen experimenteren

  • (Moeilijke) situaties analyseren en hierover samen reflecteren

 

 

Realiteitsbewustwordingsfase (7-12 jaar)

  • Spanningsveld: zelfvertrouwen vs. minderwaardigheid

  • Noden kind/jongere: zelfstandig laten ontwikkelen

  • Kind heeft geldingsdrang: erbij willen horen en tonen dat ze het (goed) kunnen

  • Gevoelens van minderwaardigheid wanneer ze in vorige fases onvoldoende veilige basis opbouwden of wanneer de omgeving te veel eisen stelt en te weinig positieve stimulansen biedt

  • Moreel besef, vriendschappen, toename onafhankelijkheid

  • Beschikt over voldoende zelfcontrole waardoor kind steeds vaker agressie kan controleren en onderdrukken.

  • Kan gevoelens (schaamte, schuld,…) herkennen en bespreken.

  • Kind houdt vast aan regels die hun nut bewezen hebben.

 

​Begeleiding:

  • “Geef me ruimte om over mezelf en de andere na te denken”

  • Voldoende kansen bieden om verantwoordelijkheid op te nemen, cliënt hierin ondersteunen (soms meer en soms minder nodig)

  • In dialoog gaan en gevoel van evenwaardigheid geven

  • Vrijheid geven in het experimenteren met aangereikte alternatieven, leefwereld verruimen

  • Gedoseerd uitdagingen aanbieden op basis van mogelijkheden

  • Vangnet creëren bij signalen van overvraging, spanning, …

  • Creëer voldoende (spontane) momenten om (emotioneel) bij te tanken

  • Indien er sprake is van faalangst: in deze fase is het eerder een persoonlijkheidskenmerk: belangrijk om dan te werken aan zelfbeeld, véél behoefte aan waardering, positieve ervaringen en feedback geven (benoemen wat wél goed ging)

  • Erkenning bieden van belangrijke andere maar ook van de groep (leeftijdsgenoten, medecliënten) en van andere autoriteiten

Wil je graag uitgebreide uitleg? Klik dan deze link open naar een extern document met het model helemaal toegelicht.

bottom of page